Tips

Afschrijving: nieuwe standpunten 18-03-2010

Afschrijving op bedrijfsmiddelen: nieuwe standpunten

Minister De Jager van Financiën heeft een nieuw besluit gepubliceerd over de afschrijving op bedrijfsmiddelen. In het besluit zijn nieuwe standpunten opgenomen over de afschrijving op verhuurde personeelswoningen, immateriële activa, gebouwen en onderhanden werk.

Berekening maximale afschrijving

Het jaarlijkse afschrijvingsbedrag is wettelijk gemaximeerd. Voor goodwill geldt op jaarbasis een maximale afschrijving van 10% en voor de overige bedrijfsmiddelen een maximale afschrijving van 20% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het desbetreffende bedrijfsmiddel. Bij de bepaling van dit wettelijke afschrijvingsplafond behoort de restwaarde van het bedrijfsmiddel niet in mindering te worden gebracht op de aanschaffings- of voortbrengingskosten. Dit dus in tegenstelling tot bij de berekening van het jaarlijkse afschrijvingsbedrag.

Wettelijk afschrijvingsplafond

Stel een bv schaft een bestelwagen aan voor € 20.000. De restwaarde van dit bedrijfsmiddel bedraagt € 5.000. De gebruiksduur van dit bedrijfsmiddel is drie jaar. De ondernemer wenst de wagen in drie jaar af te schrijven. Het jaarlijkse bedrag van de afschrijving is € 5.000 ((20.000 – 5.000)/3. De maximaal toegestane afschrijving bedraagt € 4.000 (20% × 20.000). Aangezien het afschrijvingsbedrag het wettelijke afschrijvingsplafond overschrijdt, mag de bv voor de bestelwagen op jaarbasis slechts € 4.000 als afschrijving in aftrek brengen. Het restant (€ 3.000) mag in het vierde jaar worden afgeschreven.

Voortbrengingskosten immateriële activa

Voortbrengingskosten van immateriële activa kunnen ‘in het kalenderjaar van voortbrenging’ ineens worden afgeschreven. Het betreft hier een fiscale faciliteit in afwijking van goed koopmansgebruik die sinds 1 januari 2007 van toepassing is. In de praktijk bestaat onduidelijkheid over het jaar waarin bovengenoemde kosten ineens kunnen worden afgeschreven.

Onduidelijkheid

Bij de parlementaire behandeling in de Eerste Kamer van het Wetsvoorstel ‘Werken aan winst’ staat over voortbrengingskosten die na 1 januari 2007 zijn gemaakt: ‘al deze voortbrengingskosten mogen in het kalenderjaar waar zij aan toe te rekenen zijn ineens ten laste van de winst worden gebracht’. Dit antwoord wekt de indruk dat de kosten niet eerder ten laste van de winst kunnen worden gebracht dan het jaar waarin het activum zijn nut afwerpt.

Afschrijving voortbrengingskosten

De bedoeling is echter afschrijving ineens toe te staan in het jaar waarin de voortbrengingskosten zijn gemaakt. Wanneer in 2007 en volgende jaren gemaakte kosten – na activering als (te matchen) voortbrengingskosten – niet ten laste van de winst zijn gebracht, betekent het bovenstaande dat de belastingplichtige niet heeft gekozen voor de in de Wet inkomstenbelasting opgenomen faciliteit en dat de kosten (evenals vóór 2007 geactiveerde kosten) pas na ingebruikname van het activum op grond van het normale afschrijvingsregime ten laste van de winst kunnen worden gebracht.

Inhaalafschrijving

Gelet op doel en strekking van de regeling vindt de minister het echter geen bezwaar om voortbrengingskosten die op een eerder moment ten laste van de winst hadden kunnen worden gebracht, op een later moment maar niet later dan het jaar van ingebruikname, alsnog ineens af te schrijven. Het moet wel kosten betreffen die in 2007 of later zijn gemaakt en er moet geen incidenteel fiscaal voordeel zijn beoogd.

Onderhanden werk en opdracht

Onderhanden werk wordt sinds 2007 gewaardeerd op het gedeelte van de overeengekomen vergoeding dat aan dat onderhanden werk is toe te rekenen. Deze activeringsplicht heeft betrekking op de vergoeding voor het aangenomen werk en niet op de voor het aangenomen werk gemaakte kosten. Vanwege de activering van de vergoeding komen de kosten van het aangenomen werk via de winst- en verliesrekening in beginsel in aftrek in het jaar waarop zij drukken.

Aftrekbeperking

Deze aftrek lijdt uitzondering als een aftrekbeperking van toepassing is. Zo komt rente die betrekking heeft op onderhanden werk, en die op grond van de Wet op de vennootschapsbelasting van aftrek is uitgesloten, dan ook niet in aftrek. De fiscale regeling voor de waardering van onderhanden werk en onderhanden opdrachten brengt mee dat het activeren van de (rente)kosten en het erop afschrijven niet aan de orde is.

Toepassing afschrijvingsregels gebouwen

Bij de afschrijving op gebouwen die binnen een onderneming worden gebruikt geldt een aantal beperkende regels. Eén van die regels is kortweg dat afschrijving slechts mogelijk is voor zover de boekwaarde van het gebouw hoger is dan een bepaald percentage van de WOZ-waarde van dit gebouw (bodemwaarde).

Ook voor economisch eigenaar

De belastingplichtige die afschrijft op een gebouw dient rekening te houden met boven genoemde afschrijvingsbepalingen. Dit geldt met name voor degene die de volle eigendom bezit maar ook voor degene die volledig economisch eigenaar is van een (deel van een) gebouw. Het risico van de waardeveranderingen en het eventuele tenietgaan van een gebouw worden namelijk volledig door deze belastingplichtigen gedragen.

Eén WOZ-waarde – meer onroerende zaken

De afschrijvingsbeperking in de Wet inkomstenbelasting geldt voor gebouwen, niet voor andere onroerende zaken. In bepaalde bedrijfssectoren, waaronder de verblijfsrecreatieparken, geeft de gemeente vaak één WOZ-beschikking af voor het gehele bedrijf. Als de waarde die in deze beschikking wordt genoemd, betrekking heeft op de gezamenlijke waarde van meer onroerende zaken inclusief gebouwen, moet op de volgende manier rekening worden gehouden met de afschrijvingsregels van deze paragraaf.

Splitsing WOZ-waarde

De WOZ-waarde die betrekking heeft op het gehele object moet worden gesplitst. De splitsing geschiedt in gedeelten van de WOZ-waarde die aan (elk van) de gebouwen in het bedrijf moet worden toegerekend en gedeelten die betrekking heeft op andere onroerende zaken. De eerstgenoemde afzonderlijke gedeelten van de WOZ-waarden zijn dan relevant voor de toepassing van de afschrijvingsbeperking gebouwen.

Personeelswoningen

De kwalificatie van een woning als een ‘gebouw in eigen gebruik’ dan wel als een ‘ter beschikking gesteld gebouw’ is van belang voor het maximale afschrijvingsbedrag. Op het eerstgenoemde gebouw kan namelijk worden afgeschreven tot 50% van de WOZ-waarde terwijl op het andere gebouw tot maximaal 100% van de WOZ-waarde kan worden afgeschreven. Personeelswoningen zijn ter beschikking gestelde gebouwen. Personeelswoningen zijn daarom slechts afschrijfbaar tot op 100% van de WOZ-waarde van het gebouw.

Overgangsrecht afschrijving gebouwen; drie jaren

Er is een overgangsregeling getroffen voor de afschrijvingsbeperking op gebouwen. Deze regeling kan de belastingplichtige toepassen als sprake is van gebouwen die vóór 1 januari 2007 tot het ondernemingsvermogen behoorden en waarop de belastingplichtige vóór 1 januari 2007 heeft afgeschreven maar nog niet gedurende ten minste drie jaren. Volgens de overgangsregeling vindt de afschrijvingsbeperking op gebouwen voor het eerst toepassing met ingang van het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarin die drie jaren zijn geëindigd.

Drie jaren

Niet duidelijk is of onder ‘drie jaren’ moet worden verstaan drie hele boekjaren. Vanwege deze onduidelijkheid keurt de minister goed dat, als een bedrijfsmiddel vóór 1 januari 2007 in gebruik is genomen, na het boekjaar van ingebruikneming nog drie (hele) boekjaren 'op de oude voet' kan worden afgeschreven.

Afschrijvingsbeperking vanaf 2010

Stel dat een bedrijfsmiddel op 1 juli 2006 in gebruik is genomen (boekjaar gelijk aan kalenderjaar). De afschrijvingsbeperking op gebouwen vindt dan dus voor het eerst toepassing in het boekjaar 2010.

(ingebouwd in activa manager plus)

Tags: 
tip

Afschrijven ?

Wat is afschrijven ?

Investeren is het aanschaffen van bedrijfsmiddelen die een levensduur hebben van meer dan één jaar en een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen. Door de belastingdienst wordt de grens voor de aanzienlijke waarde op minimaal 450 exclusief omzetbelasting aangehouden.

Wel of geen investering?
Een uitgave onder de 450 is geen investering. De aanschaf van een printer van 349 moet daarom direct als kosten worden geboekt. Over dit bedrag kan ook geen investeringsaftrek worden toegepast. Echter, als de printer samen met (of kort na) de aanschaf van een computer van 1000 plaatsvindt, wordt het geheel wél gezien als investering, in dit geval ten bedrage van 1349.

Afschrijven

Investeringen worden niet in het jaar van aanschaf als kosten geboekt. De aanschafkosten worden verdeeld over de jaren van het gebruik en telkens voor een gedeelte als kosten geboekt. Om de jaarlijkse afschrijving te bepalen moet u weten wat de aanschafkosten zijn. Hoeveel jaar u het bedrijfsmiddel precies gaat gebruiken is niet zo belangrijk. De fiscus schrijft precies voor in hoeveel jaar afgeschreven moet worden. Wel is de geschatte restwaarde van het bedrijfsmiddel nog van belang. Er zijn verschillende afschrijvingsmethoden, maar meestal wordt de lineaire methode gebruikt. Daarbij schrijft u elk jaar een vast bedrag af, totdat de restwaarde is bereikt.

Geen investering, dan ook niet afschrijven

Lang niet alle uitgaven boven de 450 zijn aan te merken als investering. Denk aan uitgaven voor huur, salariskosten, maar ook de kosten voor scholing. Een cursus van 2.000 waar u jarenlang plezier van hoopt te hebben, wordt door de fiscus niet als investering gezien en moet fiscaal direct worden afgeboekt. Investeringsaftrek is daarom niet mogelijk.

Regels voor afschrijven: Vaste Afschrijvingstermijnen

Op nieuwe investeringen gelden vaste afschrijvingstermijnen:
- Roerende goederen mogen worden afgeschreven in 5 jaar, dus met maximaal 20% van de aanschaffingswaarde.
- Onroerend goed dat in het bedrijf gebruikt wordt mag tot 50% van de WOZ-waarde worden afgeschreven.
- Onroerend goed ten behoeve van een belegging mag tot hoogstens 100% van de WOZ-waarde worden afgeschreven.
- Goodwill mag hoogstens in 10 jaar worden afgeschreven.
- Computers mogen dus niet meer in 3 jaar worden afgeschreven, zoals vaak de praktijk was, maar in 5 jaar.
Echter, als een computer na 3 jaar naar de sloop gaat, dan mag de resterende waarde (40%) direct als kosten worden geboekt.
De afschrijving die u in de eerste drie jaren feitelijk te weinig heeft geboekt, komt dan als kostenpost in dat derde jaar terecht.

Tags: 
tip

Bezwaar WOZ beschikking bedrijfspand

Maak tijdig bezwaar tegen WOZ-beschikking bedrijfspand

Eén keer per jaar vindt de ondernemer voor het bedrijfspand weer het jaarlijkse aanslagbiljet gemeentelijke heffingen in zijn brievenbus. In dat aanslagbiljet is ook de WOZ-beschikking opgenomen. De WOZ-waarde is van groot belang voor de afschrijvingsbeperking van gebouwen.
Daarbij wordt voor het jaar 2009 uitgegaan van de waarde per 1 januari 2008.
Wanneer iemand het niet eens is met de waardebepaling van het bedrijfspand, dan kan diegene tot zes weken na dagtekening van het aanslagbiljet gemeentelijke heffingen bezwaar maken tegen de WOZ-beschikking.

Hoger bodemwaarde leidt tot lager afschrijvingspotentieel

Sinds 1 januari 2007 geldt voor ondernemingen bij de heffing van vennootschaps- en inkomstenbelasting een afschrijvingsbeperking voor gebouwen(zie: De regels over afschrijving op vastgoed op een rij). De voor de afschrijvingsbeperking geldende bodemwaarde is gebaseerd op de WOZ-waarde. Daarmee is het belang van de WOZ-waarde sinds 1 januari 2007 sterk vergroot. Een hogere WOZ-waarde leidt immers tot een hoger bodemwaarde en dus tot een lager afschrijvingspotentieel.

Let op

Met ingang van 1 januari 2005 is in de Wet WOZ een marge opgenomen waarbinnen de waarde wordt geacht juist te zijn(zie ook: Rekenmodel bezwaarmarge WOZ). De marge is afhankelijk van de waarde van het onroerend goed.WOZ-waarde
Waarde wordt geacht juist te zijn binnen een marge van:

Ten hoogste € 200.000
5% van de WOZ-waarde

Meer dan € 200.000, maar niet meer dan € 500.000
4% van de WOZ-waarde met een minimum van € 10.000

Meer dan € 500.000, maar niet meer dan € 1.000.000
3% van de WOZ-waarde met een minimum van € 20.000

Meer dan € 1.000.000
2% van de WOZ-waarde met een minimum van € 30.000

Tags: 
tip

Investeringsaftrek

Investeringsaftrek kunt u aftrekken van de winst waardoor u minder belasting betaald. Er zijn 3 soorten investeringsaftrek waar u als ondernemer mogelijk gebruik van kunt maken. Het artikel begint echter met een opsomming van activa waarvoor geen investringsaftrek toegepast mag worden.

  • 1. de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
  • 2. de energie-investeringsaftrek
  • 3. de milieu-investeringsaftrek

Geen recht op investeringsaftrek.

Voor sommige investeringen hebt u geen recht op investeringsaftrek. Het gaat dan om:

•investeringen in bepaalde bedrijfsmiddelen, zoals woonhuizen, grond, dieren, personenauto's die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer, vaartuigen voor representatieve doeleinden, effecten, vorderingen, goodwill en publiekrechtelijke vergunningen
En ook: bedrijfsmiddelen die zijn bestemd voor verhuur of voor gebruik in het buitenland, en bedrijfsmiddelen die minder dan € 450 per stuk kosten.
•bedrijfsmiddelen zoals gereedschap die u van uw privévermogen overbrengt naar het vermogen van uw onderneming
•investeringen waarvoor u verplichtingen aangaat tegenover personen die behoren tot uw huishouden, bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of personen die behoren tot hun huishouden
Als u bijvoorbeeld een bedrijfsmiddel koopt van uw vader, hebt u geen recht op investeringsaftrek.
•als u een besloten vennootschap (bv) hebt: investeringen waarvoor de bv verplichtingen aangaat tegenover personen of rechtspersonen (bijvoorbeeld bv's en nv's) die een nauwe band met uw eigen bv hebben
Als u bijvoorbeeld aandeelhouder bent van een bv en u verkoopt een bedrijfsmiddel aan de bv, dan heeft de bv geen recht op investeringsaftrek. Ook in de omgekeerde situatie – u bent de ondernemer en u koopt een bedrijfsmiddel van de bv waarvan u aandeelhouder bent – bestaat in principe geen recht op investeringsaftrek.

Let op!

In de laatste 2 situaties kunt u verzoeken om ontheffing voor de uitsluiting van de investeringsaftrek. Bel voor meer informatie de BelastingTelefoon.

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Als u in 2010 een bedrag tussen € 2.200 en € 300.000 investeert in bedrijfsmiddelen voor uw onderneming, dan kunt u in aanmerking komen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. De bedrijfsmiddelen waarin u investeert, moeten dan wel in aanmerking komen voor investeringsaftrek.
Vanaf 2010 komen zeer zuinige personenauto’s in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Een personenauto is zeer zuinig als de CO2-uitstoot niet meer dan 95 gram per kilometer is bij dieselmotoren of niet meer dan 110 gram per kilometer bij andere personenauto’s. Ook elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gram per kilometer vallen hieronder.

Hoe hoog de investeringsaftrek is, hangt af van uw totale investeringen in een jaar.

Tabel: Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek in 2010

Investering Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

Niet meer dan € 2.200

0%

€ 2.201 t/m € 54.000

28% van het investeringsbedrag

€ 54.001 t/m € 100.000

€ 15.120

€ 100.001 t/m € 300.000

€ 15.120 verminderd met 7,56% van het deel van het investeringsbedrag dat hoger is dan € 100.000

Meer dan € 300.000

€ 0

De energie-investeringsaftrek.

Het doel van de energie-investeringsaftrek (EIA) is het stimuleren van investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen of in duurzame energie. De regeling is bedoeld voor ondernemers die in Nederland inkomsten- of vennootschapsbelasting betalen.

U vindt alle informatie om EIA aan te vragen op de website van AgentschapNL.

De milieu-investeringsaftrek.

De MIA is een fiscale aftrekregeling voor ondernemers die investeren in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Dergelijke investeringen bieden namelijk direct financieel voordeel, doordat 15, 30 of 40% van de investeringskosten (naast de afschrijving) aftrekbaar is van de fiscale winst. De VAMIL biedt een liquiditeits- en rentevoordeel, doordat de afschrijving naar voren kan worden geschoven en de heffing wordt uitgesteld. De MIA en de VAMIL kunnen naast elkaar worden toegepast.

U vindt alle informatie om MIA/VAMIL aan te vragen op de website van AgentschapNL.

Bron: belastingdienst

Tags: 
tip

Voorbeeld afschrijving vaste activa vanaf 1-1-2007

In onderstaande tabel wordt een voorbeeld gegeven van het afschrijven over onroerend goed vanaf 1-1-2007. Aandachtspunten hierbij zijn dat onroerend goed doorgaans bestaat uit minimaal 2 objecten zijnde de ondergrond en opstal, waarbij alleen over laatstgenoemde wordt afgeschreven. De ondergrond is echter van belang om de boekwaarde van gehele object te toetsen aan de WOZ waarde die fungeert als een bodemwaarde. Als er sprake is van vehuurd onroerend goed dan is de bodemwaarde gelik aan 100% van de WOZ waarde, is er sprake van 'eigen gebruik' dan is de bodemwaarde gelijk aan 50% van de WOZ waarde.

Voorbeeld afschrijvingsbeperking onroerend goed (verhuurd pand)

activum datum inv investering afs-perc boekwaarde 1-1-2007 norm afschrijving
gebouw 1-7-2003 733.525 4% 630.700 25.228
ondergrond 1-7-2003 62.500 0% 62.500 0
parkeerplaats 29-6-2004 10.500 12.5% 7209 902




700.409 26.130
woz waarde


695.818 beperking
afs - ruimte


4.591 21.539

Een investering van 21.000,- in bv een verbouwing, zou in een jaar afgeschreven kunnen worden.

Tags: 
tip

Herinvesteringsreserve (HIR)

Tot 2001 kenden we de vervangingsreserve. Deze is toen vervangen door de herinvesteringsreserve. Door de herinvesteringsreserve kunt u belastingheffing op gerealiseerde winsten bij verkoop van bedrijfsmiddelen doorschuiven naar de toekomst. Aan de herinvesteringsreserve zijn wel voorwaarden verbonden, de belangrijkste voorwaarden worden hieronder nader toegelicht.

1. Voornemen om te investeren

De ondernemer of de BV moet een voornemen hebben om te herinvesteren. U moet dit aannemelijk maken, het is dus verstandig dit in een (directie) besluit en/of notulen vast te leggen. Daarnaast moet u overige informatie die uw voornemen kunnen bekrachtigen bewaren.

2. Economische functie

Een bedrijfsmiddel dat in meer dan 10 jaar wordt afgeschreven moet worden vervangen door een bedrijfsmiddel met dezelfde economische functie (uitzondering overheidsingrijpen). Een bedrijfspand in eigen gebruik vervangen door een bedrijfspand dat aan derden worden verhuurd is niet toegestaan. Voor bedrijfsmiddelen die gedurende minder dan 10 jaar worden afgeschreven geldt deze voorwaarde niet. Een boekwinst op een auto kan dus worden gebruikt om te herinvesteren in een aanhanger of machine.

3. Boekwaarde

De boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel mag na afboeking van de herinvesteringsreserve niet lager zijn dan de boekwaarde van verkochte / vervangen bedrijfsmiddel.

4. Investeren binnen 3 jaar

Als u niet binnen 3 jaar een herinvestering pleegt moet de reserve belast vrijvallen. Bij bijzondere omstandigheden kunt u met de belastingdienst overleggen over een termijnverlenging, doe dit wel tijdig (artikel 3.54 lid 5 Wet op de Inkomstenbelasting). Een termijnverlening is bij bijzondere omstandigheden mogelijk.

Willekeurige afschrijving en herinvesteringsreserve

Er kan geen herinvesteringsreserve worden gevormd als een bedrijfsmiddel willekeurig is afgeschreven (artikel 3.54 lid 8 Wet op de Inkomstenbelasting)

Voorbeeld

Een pand met een boekwaarde van 100.000 euro wordt verkocht voor 300.000 euro. Er wordt twee jaar later een nieuw bedrijfspand gekocht voor 300.000 euro. De herinvesteringsreserve kan volledig worden gebruikt, de nieuwe boekwaarde wordt namelijk precies 100.000 euro. Er is geen belastingheffing verschuldigd over 200.000 euro boekwinst.

bron: http://www.belastingtips.nl/zakelijk/belastingtips_bedrijven/herinvester...

Tags: 
tip

Software, wel of niet activeren?

Software als bedrijfsmiddel ?

Een interessante vraag bij de aanschaf van sofware is of dit nu een bedrijfsmiddel is of niet. Als het een bedrijfsmiddel is, moet je het activeren en over de aanschaffingskosten afschrijven. Als bedrijfsmiddel kwalificeert de software dan ook voor de investeringsaftrek. Is de software geen bedrijfsmiddel, dan valt de aanschaf direct in de kosten dan wel wordt deze behandeld als transitorische post.
De vraag wanneer de betaling voor c.q. de aanschaf van software nu kwalificeert als een bedrijfsmiddel, is niet altijd even gemakkelijk te beantwoorden. Uit de jurisprudentie valt af te leiden dat een eenmalige betaling voor het gebruik van software een bedrijfsmiddel doet ontstaan. Terwijl bij een jaarlijkse betaling voor dat gebruik meer kan worden aangenomen dat sprake is van huur van de software. Een ander belangrijk criterium – zo niet een essentieel criterium – is ook of men de eigendom/het exploitatierecht over de software heeft verkregen. Wordt de eigendom/het exploitatierecht van de software ten behoeve van de onderneming verkregen, dan is sprake van een bedrijfsmiddel (tenzij het gaat om een relatief en absoluut gering belang, dan mag het weer direct in de kosten). In de jurisprudentie worden uitgaven voor software waarvan het exploitatierecht bij derden ligt, beschouwd als een last (of als het zijn nut over meerdere jaren heeft, als een transitorische post) en niet als bedrijfsmiddel. Software die kwalificeert als bedrijfsmiddel kan ook in aanmerking komen voor investeringsaftrek.

Activering

Aangeschafte software die kwalificeert als bedrijfsmiddel moet geactiveerd worden. Kosten van implementeren zullen ook onder de aanschafkosten vallen. De aanschafkosten van een bedrijfsmiddel zijn niet beperkt tot de koopprijs, maar volgens de jurisprudentie behoren daartoe ook de kosten die met de aankoop samenvallen en die met de koopprijs het bedrag uitmaken dat de onderneming voor de verkrijging van dat bedrijfsmiddel moet opofferen. Voorbeelden van dergelijke kosten zijn: aankoopkosten, installatiekosten, transportkosten, etc. De kosten van de implementatie moeten daarom ook geactiveerd worden. Daar staat tegenover dat indien deze kosten van geringe waarde zijn, die gewoonlijk tot de lopende uitgaven van de onderneming worden gerekend, deze wel in een keer ten laste van de winst mogen worden gebracht. Mocht bijvoorbeeld in het contract met betrekking tot de aanschaf, licentie, implementatie etc. bijvoorbeeld een ‘helpdesk element’ betreffende het eerste jaar na de aanschaf zitten, dan kan deze component ineens ten laste van de winst worden gebracht.

Afschrijving

Op grond van de afschrijvingsregels die sinds 1 januari 2007 van kracht zijn, kan in beginsel per jaar maximaal 20% van de aanschaffingskosten worden afgeschreven. Mocht er sprake zijn van een restwaarde, dan dient hiermee bij het bepalen van de hoogte van de afschrijvingen rekening te worden gehouden. De software wordt op deze manier in vijf jaar afgeschreven.

Echter, een extra last is mogelijk indien de bedrijfswaarde lager is dan de kostprijs minus afschrijving. Bedraagt de bedrijfwaarde namelijk minder, dan kan op grond van goed koopmansgebruik een afboeking plaatsvinden naar deze lagere bedrijfswaarde. Als ondernemer moet je echter bewijzen dat de bedrijfswaarde lager is dan de kostprijs minus afschrijvingen. Dit bewijs is niet altijd even makkelijk te leveren.

Indien software voor een beperkte periode, bijvoorbeeld 3 jaar, is aangeschaft, waarna het pakket niet meer gebruikt kan worden, dan lijkt het bewijs eenvoudig te leveren. In de praktijk komt het er op neer dat men in zo’n geval in de eerste drie jaar 20% afschrijft maar aan het einde van het derde jaar, naast de 20% afschrijving, ook de rest van de boekwaarde afboekt naar nul (zijnde de lagere bedrijfswaarde).

Last of transitorische post

Indien de aangeschafte software niet kwalificeert als bedrijfsmiddel zal het een last van het jaar zijn. Bij een betaling ineens, kan deze betaling, indien het ook een relatief en absoluut gezien behoorlijk bedrag is, als transitorische post verwerkt moeten worden. Bij transitorische posten gaat het om bedragen die ineens betaald zijn, maar die ook betrekking hebben op het volgende jaar of volgende jaren. Het gedeelte dat ziet op het volgende jaar of volgende jaren moet aldus als transitorische actiefpost worden verwerkt.

Bron: http://www.accountancynieuws.nl/actueel/fiscaliteit/discussie-over-softw...

Tags: 
tip

Afschrijving(en) vergeten ?

Als u vergeet af te schrijven kunt u dit in latere jaren alsnog corrigeren. Dit heeft de Rechtbank in Arnhem bepaald.

Procedure rechtbank Arnhem

Een BV was vergeten om over de periode 1993 tot en met 2000 af te schrijven over zijn bedrijfspand (een bedrijfsverzamelgebouw). De Rechtbank Arhem heeft bepaald dat dit niet in overeenstemming is met goed koopmansgebruik en de wet. Omdat er sprake is van een duidelijke

afschrijvingsgfout is de foutenleer van toepassing en kan de BV alsnog de extra afschrijving (ruim 1.500.000 euro) in mindering brengen op de winst in 2002. De rechtbank corrigeert in de zitting nog wel de restwaarde, maar dit terzijde.

Foutenleer

De foutenleer is evenzo als het ambtshalve verzoek en de hardheidsclausule een manier om alsnog fouten te corrigeren terwijl de termijnen voor bezwaar en beroep formeel zijn verstreken. Deze route wordt in de praktijk vaak vergeten. De fouten uit het verleden kunnen in sommige gevallen in het oudst nog openstaande jaar worden hersteld.

Tags: 
tip

Belastingplan 2011 door 2e kamer aangenomen.

De tweede kamer heeft het belastingplan 2011 met grote meerderheid aangenomen, zie Belastingplan 2011.

Het Belastingplan 2011 bevat diverse maatregelen die ondernemerschap stimuleren. Zo wordt de vennootschapsbelasting in 2011 met een half procent verlaagd tot 25%. Verder wordt de vennootschapsbelasting over de eerste € 200.000 aan winst verlaagd tot 20%, waarmee het ‘MKB-tarief’ definitief wordt gemaakt.

Daarnaast krijgt de liquiditeitspositie van het bedrijfsleven een flinke impuls door het verlengen van de verruimde mogelijkheid tot achterwaartse verliesverrekening, de definitieve invoering van de btw-kwartaalaangifte voor alle bedrijven in Nederland en het verlengen van de regeling voor tijdelijke versnelde afschrijving. De fiscale stimuleringsregeling ter compensatie van de loonkosten voor speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) wordt op diverse punten blijvend verruimd en om innovatief ondernemerschap verder te bevorderen wordt de innovatiebox uitgebreid. Tot slot wordt de werkkostenregeling, die in 2011 van kracht wordt, op verzoek van werkgevers nog op een aantal punten verder versoepeld.

Tags: 
tip

Pages